Sluipverkeer

Halfdood hurkt Steve achter een eik. Bij iedere beweging gutst bloed uit de wonden in zijn torso. Hij heeft snel verband nodig. Een schot hagel slaat de bast boven zijn hoofd weg. Vlug bouwt hij een wand tussen zichzelf en zijn aanvaller. Hij plaatst een schans en rent erop. Onder hem staat een man in een ninjapak. Steve springt over de ninja heen, draait zich in de lucht om en schiet hem met zijn jachtgeweer in het gezicht. De ninja stort op zijn knieën, wordt langzaam transparant en verdwijnt uit de game. Alles wat hij bij zich droeg – wapens, munitie en gelukkig ook een medicijnkist – valt om hem heen op de grond.

Kim leunt achterover in haar bureaustoel. Haar vingers vliegen over de knoppen van haar controller en op haar flatscreen verbindt Steve zijn wonden. Ze heeft mazzel gehad. Die ninja heeft haar ongemerkt kunnen besluipen, ze leeft alleen nog omdat hij totaal geen skills had.

Ze is ook snel afgeleid, vooral tijdens de spits dringt de buitenwereld zich aan haar op. De straat langs haar raam is een alternatieve route voor ongeduldige forenzen. Vroeger zou ze het gordijn hebben dichtgetrokken, maar dat ligt op de vloer sinds ze over een fles Dr Pepper struikelde en steun zocht bij de stof. Nu heeft ze een blauwe plek op haar heup en uitzicht over het sluipverkeer.

Steve is inmiddels voldoende geheeld. Ze stuurt hem een open veld over, afwisselend rennend en springend, totdat een knal klinkt en hij op zijn knieën zakt. Kim vloekt. Een meisje met een zeldzame skin verschijnt in beeld, raapt Steves wapens op en gaat er vandoor. Kim keert terug naar de lobby. Ze wil net een nieuw potje beginnen als Whisky zijn snoet tegen het raam duwt.

‘Ben je daar weer?’ vraagt ze.

Een week geleden schooierde hij voor het eerst over de stoep, op zoek naar eten en aandacht. Ze gaf hem pizzakorsten en een naam. Hij liet zich door haar aaien.

Kim staat op en schuift het raam omhoog. Whisky legt zijn voorpoten op de vensterbank en steekt zijn kop door de kier naar binnen. Ze krabt hem onder zijn kin en hij kwispelt hevig.

‘Ik weet wel wat jij wil.’ 

Ze opent een van de blikken hondenvoer die ze online besteld heeft. Met een vork maakt ze de kleffe hap vlees en gelei los en laat alles op de stoep vallen. Whisky begint enthousiast te eten. Met haar hand uit het raam gestoken, aait ze hem over zijn rug. Zijn staart slaat ritmisch tegen haar arm.

Ze heeft altijd al beter met dieren kunnen opschieten, die laten tenminste duidelijk merken of ze je mogen en wat ze van je willen. Mensen staren je aan en geven subtiele signalen af waaruit je maar moet afleiden dat ze iets anders bedoelen dan ze hardop zeggen.

Ze trekt haar hand terug. Whisky houdt zijn kop scheef en kijkt haar met gespitste oren aan.

‘Wens me geluk, jochie.’

Kim werpt het lege blik in een hoek en gaat in kleermakerszit op haar stoel zitten. Ze start de game weer op en stuurt Steve een pakhuis binnen waar hij een automatisch geweer en munitie opraapt.

Whisky laat een zeurend piepen horen.

‘Slijmen helpt niet,’ zegt Kim. ‘Morgen krijg je pas weer.’

Steve loopt in een omtrekkende beweging om het centrum van de kaart. Onderweg laat ze hem zonder pardon een newbie neerschieten die zich in een bosje verscholen houdt. 

Kim werpt een blik opzij. Whisky is de straat opgelopen en snuffelt aan een vlek op het wegdek die hem mateloos lijkt te interesseren. Maf beest.

In de verte ziet ze hoe haar laatste twee tegenstanders met elkaar in gevecht zijn geraakt. Blijkbaar hebben ze haar nog niet ontdekt. Als ze het slim speelt, matten ze elkaar af en kan zij met de winst aan de haal gaan. Ze kiest positie op een rotsblok, neemt haar sluipschuttersgeweer en legt aan. Haarscherp buitelen de twee vechters om elkaar heen in het vizier. Ze mag niet falen. Als ze schiet en mist, verraadt ze haar positie. Ze buigt licht voorover, haar ogen strak op het scherm gericht. Haar wijsvinger rust op de schietknop.

Dan: piepende remmen. Whisky jankt. Een wagen trekt op en rijdt grommend de straat uit.

Razendsnel draait Steve rond zijn as en zet vier wanden om zich heen. Hij sluit de boel af met een plafond. Voorlopig is hij veilig.

Ze kijkt door het raam. Whisky ligt op zijn zij op het asfalt, met zijn tong uit zijn bek. Zijn achterpoot maakt spastische bewegingen. Op het scherm voor haar staat Steve roerloos te wachten op instructies, met zijn opgepompte spieren, een grijns op zijn gezicht en een absurd groot geweer in zijn handen.

Kim laat haar controller vallen en holt naar buiten. Ze hurkt naast haar hond. Hij begint sloom te kwispelen en likt haar gezicht met een enkele haal. Zijn kop valt weer op het wegdek. Ze legt een hand op zijn hals en streelt zijn vacht. Hij kijkt haar met één oog aan, zijn kop laat hij nu liggen. Ze proeft bloed en beseft dat ze haar onderlip kapot heeft gebeten. Whisky kwispelt niet langer. Ze aait hem tot ook het rillen stopt.

Bewegingloos blijft ze zitten tot er een dame naast haar staat, of misschien was ze er al die tijd al, deze keurige dame die vast iets hoogs is op een of ander kantoor waar mensen dingen doen die zogenaamd belangrijker zijn dan een zwerfhond voeren.

De dame hurkt naast hen en legt haar hand op de hond. ‘Van jou?’

Samen tillen ze Whisky naar binnen en leggen hem op de slaapbank. Op de rok van de dame zit een veeg bloed.

‘Gaat het wel?’

De dame probeert haar nog een hand te geven, maakt er een schouderklop van en verdwijnt in haar eigen verhaal.

Kim propt alle blikken hondenvoer uit haar voorraad in een vuilniszak. Ze raapt ook het lege blik op en zet de zak buiten.

Pas dan gaat ze op de slaapbank zitten. Ze neemt Whisky’s kop op haar schoot. Zijn neus is nog een beetje nat. Op de flatscreen doet haar laatste tegenstander een overwinningsdansje. Steves lijk is al verdwenen. Kim zet het scherm uit. Ze legt haar hoofd op het lauwe hondenlijf en sluit haar ogen.

Met Sluipverkeer won ik de LetterSpinsels Literatuurprijs 2020. Meer over LetterSpinsels.